Hotel Hartzeer


Deel 1. De eerste verwerking

1 De eerste schok. Onder de dekens

‘Elk schip is onzinkbaar. Totdat het zinkt.’ Dat schreef ik (S) in 2015 op Twitter nadat het uit was met mijn vriend, de vader van mijn kinderen die toen 1 en 4 waren. De boot van mijn relatie bleek een maand eerder tot mijn verrassing lek te zijn en ik was uit alle macht water aan het hozen, maar hij was dan toch gekapseisd. Ik weet nog hoe mijn vriend vroeg op de avond thuiskwam van een etentje, hoe ik nog hoopte dat dit een goed teken was, maar dat ik meteen aan zijn gezicht zag dat het mis was. De twijfel die hij een maand eerder had geuit (of die ik liever gezegd na fl ink doorvragen uit hem trok) was uitgemond in een besluit. Hij begon te praten. Het was voorbij.
‘Nee, nee, niet doen!’ riep ik geschrokken alsof ik mijn jongste kind naar een vaas zag grijpen. Ik zag geen glas, maar mijn hart in duizend stukken op de vloer belanden. En mijn gezin. Er zou niets geprobeerd worden; geen relatietherapie, geen vakantie om tot elkaar te komen, zelfs geen time-out. Het was gewoon – met onmiddellijke ingang en eenzijdig besloten – klaar tussen ons.
Als je gedumpt wordt, is dat (ook al was het misschien niet eens onverwacht en stond de relatie al tijden op springen) een schok. Je hart breekt en dat kun je bijna horen, maar dat voel je gek genoeg niet als eerste. In het allereerste begin barst de bom in je hoofd, waar de zin ‘Het is voorbij’ maar in blijft doorklinken, honderden keren en zelfs dan geloof je het nog niet. Je hersenen kunnen die informatie niet aan, want het is in tegenspraak met hoe jij zelf denkt en met wat je voelt, wilt en verwacht.
Connie Palmen nam plaats op de bank in onze villa en zij duidde die eerste schok als volgt: ‘Het gaat niet alleen om het idee dat je niet meer bij iemand kunt aankloppen, ik voelde me ook werkelijk half doorgehakt. Ik was mijn identiteit kwijt. Ik heb altijd mijn identiteit ervaren als een geschenk van iemand anders. De liefde maakt je tot de allermooiste, allerliefste, en ook de allerslechtste en de allerboosaardigste, maar dat maakte jou. En jij was dat alleen bij hem. En dat ben je kwijt. Je bent die identiteit kwijt die je dagelijks geschonken kreeg. Dus de ontreddering is veel meer existentieel dan “ik kan niet meer aankloppen”.’
Je denken wordt obsessief: je hebt gedachten die alle kanten op gaan, die de pijnlijke waarheid tegenspreken, zich herhalen, enorm gewicht lijken te hebben, die je denkt met een kracht alsof je leven ervan afhangt. Je brein probeert iets te redden, alsof je de vaas wilt opvangen voor hij op de grond in stukken valt. Maar de vaas is al gevallen, alleen je hebt je handen voor je ogen geslagen en ook al hoorde je de knal, je wilt de scherven nog niet aan je voeten zien liggen. Je hersenen proberen met terugwerkende kracht iets te veranderen. ‘Als ik gisteren dít niet gezegd had…’, ‘Als hij toen dát gedaan had…’, ‘Wat als ik nu zus…’ en ‘Als we nou zo…’.

Je wilt iets repareren in het verleden om het heden te veranderen, wat tot nu toe in de geschiedenis onmogelijk is gebleken.

Als je maar op een cruciaal moment het juiste had gedaan of gezegd had je het tij kunnen keren. Denk je. Hoogstwaarschijnlijk had het niets uitgemaakt of je wel had toegestemd in een kampeervakantie, dat ene woord niet had geroepen bij die laatste ruzie of dat weekendje samen weg niet vanwege je werk moest cancelen.
Niet alleen je brein slaat op hol, ook je lichaam kan zo heftig reageren op de eerste schok van verlaten worden dat je echt ziekteverschijnselen kunt ervaren. Je kunt in de dagen of zelfs weken die volgen gaan overgeven, buikpijn, maagklachten of een griepachtig gevoel hebben. Je lichaam reageert alsof het werkelijk een klap heeft gekregen en iedereen voelt die klap op een andere manier, op een andere plek in het lichaam. Het kan per dag verschillen waar je het voelt, alsof de schok zich door je lichaam verspreidt.

Afkickverschijnselen
Liefde en liefdesverdriet worden volgens neurowetenschapper Margriet Sitskoorn, die ook naar onze villa kwam, gerelateerd aan het beloningscentrum van je brein. Dit zijn dezelfde systemen die te maken hebben met verslaving. Liefde als een dagelijkse shot heroine. Op het moment dat dat wegvalt krijg je afkickverschijnselen: rillen, niet kunnen slapen, niet kunnen eten, of je krijgt juist vreetbuien, duizelingen of een hoge hartslag
Onze therapeut Chantal Spil zag in die eerste dagen na onze gestrande relaties bij ons allebei een soort verstarring, vertelde ze bij haar bezoek aan de villa. ‘Susan was in shock, ze was letterlijk aan het bibberen, en Marion was verkrampt, ze zat in een overlevingsstand, was aan het vluchten voor haar gevoel en moest uit een bevriezing komen.’
Daarnaast gebeurt er nog iets in de hersenen. Net zoals die een genotsysteem bevatten, zit er ook een pijnsysteem. Dit systeem wordt geprikkeld door fysieke pijn, maar ook door sociale en emotionele pijn. De pijn die je voelt is dus echt.
Bij mij (M) drong de breuk niet eens meteen echt door. Ik maakte mezelf wijs dat het beter was zo. Dat ik nu eindelijk geen energie meer hoefde te steken in een relatie waar al de nodige barsten in zaten. Dat ik mezelf niet meer hoefde te verloochenen (dit bleek op lange termijn overigens helemaal waar). Ik vertelde iedereen dat het uit-ste-kend met me ging. Ik danste wild op feestjes, werkte keihard aan mijn nieuwe boek. Veel mensen wisten niet eens dat het uit was, omdat ik geen zin had om het te vertellen. Maar het lichaam kan niet liegen. En omdat mijn hoofd niet wilde geloven wat voor mijn lichaam al duidelijk was, ontstond er een blokkade. Ik voelde me een soort zwevend hoofd zonder romp, als in een griezelfi lm. Ik had een vaag gevoel van droefheid, natuurlijk, maar verder ging het héél goed. Ondertussen kon ik nauwelijks meer eten, viel kilo’s af en zeiden vriendinnen dat ik er zo breekbaar uitzag. Deze periode heeft vrij lang geduurd totdat uiteindelijk de waarheid insloeg. Mijn lichaam klapte in elkaar. Ik kon twee weken nauwelijks mijn bed uitkomen. En het was ook nog kerst.
Bij mij (S) benam de dreun me in eerste instantie letterlijk de adem. Mijn keel kneep dicht, vooral ’s nachts. Uitademen ging wel, maar inademen lukte niet meer helemaal, alsof er iets in mijn keel was dichtgeklapt. Op de ergste momenten klonk er een raspend geluid. Ik moest mezelf voorhouden dat ik niet nog méér naar adem moest happen, maar juist minder, want dit was waarschijnlijk wat ze hyperventilatie noemden.
Schrijven ging niet. De letters wilden maar geen woorden worden. Taal was een betekenisloze trilling van lucht, ontdaan van alle syntaxis en wetmatigheden. De meubels en persoonlijke bezittingen in mijn huis waren objecten zonder lading geworden. Ik liep eromheen zonder ze aan te raken, zonder te begrijpen hoe ik ze zou kunnen gebruiken. Het voedsel dat ik voor mijn kinderen bereidde kreeg ik zelf nauwelijks naar binnen, alleen soep oplepelen ging aardig. Mensen moesten twee of drie keer herhalen wat ze tegen me zeiden voor ik ze hoorde.
Ik kon niets meer opnemen. Mijn lichaam sloot zich.